Zaterdag was het competitiedag. De eerste van het nieuwe hockeyseizoen. De eerste voor onze drie kids die toch lichtelijk nerveus uit hun bed stommelden. Een nieuwe start, en voor twee van de drie ook een nieuw team. Dat doet wat, en niet alleen bij de kids.
Lela, onze hockeychick, zit samen met een teamvriendinnetje van vorig seizoen in een ander team. Ze speelt dit seizoen in een zes-talletje én voor de eerste keer met een échte keep. Met pak en helm: alles er op en er aan. De coach heeft netjes een schema opgesteld en elk speelstertje mag beurtelings stoer het doel verdedigen. Ze heeft nu al kriebels in de buik om dat pak op haar beurt aan te trekken. Grappig hoe die kleintjes met een soort van pinguinpasjes naar de goal waggelen om daar met een schittering in hun ogen pal te staan : geen enkele bal komt er door!
Hun eerste wedstrijd was meteen een knaller. Rennen dat die meiden deden! Op een groter veld dan vorig seizoen, dus af en toe hoorden we er eentje puffen: ‘Mam, ik ben stikkapot’. Om dan vijf minuten later weer voluit achter die bal aan te gaan. Wat een overgave, wat een inzet! Genieten aan de zijlijn en verdorie best spannend. Het kon niet anders, met zo’n enthousiasme moesten ze wel winnen, en dat deden ze nog ook. Lela was super blij, ze had gescoord en het team had een lekkere high-five gedaan. Top.
Onze twee boys genoten al van de wedstrijd nog vóór de wedstrijd begon. Reinaert (Rein voor de vrienden), de oudste, was super blij toen hij net voor de competitiestart hoorde dat zijn broer Daan – samen met nog twee andere jongens – bij hem in het team kwam. Broers, jawel, en twee –hoewel heel verschillende- handen op één hockeybuik. En hun team deed het meteen heel goed in die eerste wedstrijd. Overspelen, kijken, loopacties, ballen recupereren, inzet, het zat er allemaal in. En scoren, veel scoren. Ze hadden het voorspeld, die twee van ons. Na de eerste trainingen was het team z’n hockey-honger zo mogelijk nog gegroeid, dus ze móesten wel knallen in die wedstrijd. En ja ik geef toe, toen Daan in de allerlaatste minuut op een hoge push inliep en droogweg de bal rechtstreeks uit de lucht in doel tikte, ja toen glom er vast wel wat vaderlijke trots in mijn ogen. Maar ook trots op die andere jongens: ze hadden met hun hele bende voor elkaar gewerkt op het veld. Nog eens top.
Ze eten, drinken en ademen weer hockey. Ze kijken weer uit naar trainingen en wedstrijden en slaan weer vrolijk graszoden rond in de tuin. De keukentafel wordt weer gevuld met flatsen, back-hands en tip-ins. Het is meer dan hun sport, het is waar hun hart voor klopt.