Eindelijk! De trainingen worden hervat, coaches sturen wedstrijd en rij-schema’s door en de kids staan te popelen om te knallen op het hockeyveld. De voorzienigheid fluistert me in het oor om de rugzakken van die twee boys aan een laatste check-up te onderwerpen. Want o ja, ik ken dat, terwijl de chauffeur van dienst reeds aanbelt is er plots een handschoen verdwenen, zomaar, helemaal uit zichzelf…
Niet deze keer, no way! Natuurlijk moeten ze zelf hun spullen erin stoppen, teveel in de watten leggen is nooit goed, maar ik kijk alles nog eens grondig na: handschoen–check, water-check, bitje-check, ondertussen commentaar incasserend: pap, alles zit er écht in hoor!
Zeker is zeker, en gerustgesteld zet ik hun spullen op de vaste stek. Om dan achter de laptop plaats te nemen en wat te grasduinen op (hockey)websites. Mijn oog valt op de oproep via Hockeynews: versterk de Red Tribe, allen naar Den Haag! Natuurlijk, daar hebben we al aan gedacht! Mijn vrouw is al een hele communicatie op poten aan het zetten om met een verzameling ouders en kids van de club samen de tribunes rood te laten kleuren. Mails vliegen over en weer, Facebook en Skype komen eraan te pas; een datum prikken die voor iedereen past blijkt moeilijker dan een hockeybal zoeken in de sneeuw.
Uiteindelijk, terwijl ik op verplaatsing één of andere vergadering afwerk, komen ze eruit: we gaan! Nu nog tickets bestellen. Terwijl ik net mijn auto instap en naar huis wil vertrekken voel ik mijn GSM trillen: ‘Schatje, kan je eens bij vrienden langsrijden, dan kan je samen uitzoeken hoe het met die tickets zit.’ Nu nog? Goed dan, en om 23.30u zwaait hun voordeur open en boeken we samen een 20-tal tickets. Bijna. Want bij de laatste stap gaat het nét mis, het systeem gooit ons eruit, helemaal uit zichzelf. Frustratie en gegrom alom, mijn wederhelft die via Skype alles volgt vraagt zich verbaasd af waar al dat gemorrel op slaat.
Met een angstig gevoel keer ik huiswaarts, die ticket verkoop gaat zò vlot, straks vissen we nog achter het net…Thuis scharen we ons samen achter de laptop, maar de volgende poging gooit ons op hetzelfde moment uit het boeking-systeem, lichte paniek slaat toe. Met licht verhoogde hartslag doe ik alsnog een poging – nummer drie dus – om na een tiental minuten opgelucht te puffen: ’t is gelukt!’
Wanneer we ‘s morgens het blije nieuws aan drie hockeykids vertellen zien we dolgelukkige pretogen: yes!
Een paar uur later: telefoon thuis, een vriendelijke Nederlandse meneer vraagt of we wel degelijk iets meer dan 60 tickets wilden bestellen? Even slikken, 60? Blijkbaar een probleempje af en toe in het systeem, maar we zetten het wel recht hoor…
’s Avonds vertrekken er een paar enthousiast naar de training. Ik wil me net makkelijk installeren wanneer de GSM gaat: één van de mama-chauffeurs. Het blijkt niet de mama te zijn, maar één van onze jongens: ‘Papa’, klinkt het aarzelend, ‘mijn bitje zit niet in mijn rugzak…, het is verdwenen, helemaal uit zichzelf… .’